onbevoegd
Uiterlijk
- on·be·voegd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbevoegd | onbevoegder | onbevoegdst |
verbogen | onbevoegde | onbevoegdere | onbevoegdste |
partitief | onbevoegds | onbevoegders | - |
onbevoegd
- zonder bevoegdheid ofwel toestemming
- Ik heb geenen grond gevonden waarop zoodanige bevoegdheid van het openbaar ministerie zou rusten en acht het dus tot zoodanig oordeel onbevoegd. [1]
- (juridisch) zonder certificaat/beëdiging e.d.
- Onbevoegd lesgeven.
2. zonder certificaat/beëdiging e.d.
- Het woord onbevoegd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbevoegd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Oudeman, A.; G. Diephuis (1848). Opmerkingen en mededeelingen betreffende het nederlandsch regt, deel 4, p. 275. Uitg.: Wolters.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be