onbestaand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·staand
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onbestaand
verbogen onbestaande
partitief onbestaands

Bijvoeglijk naamwoord

onbestaand

  1. niet in werkelijkheid voorkomend, niet reëel
    • De landschappen die hij uiteindelijk schilderde waren droombeelden, een onbestaand Arcadië. [1]

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen