onbereisd
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·be·reisd
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van bereizen met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbereisd | onbereisder | onbereisdst |
verbogen | onbereisde | onbereisdere | onbereisdste |
partitief | onbereisds | onbereisders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbereisd [1]
- van een persoon dat deze weinig reizen heeft gemaakt
- In het begin van zijn leven, onbereisd en onervaren, zou London misschien ook die stereotype beeldvorming hebben gekozen. [2]
- Mijn onbereisde gastheer heeft de klok wel horen luiden. Bijvoorbeeld dat hoeren bij ons legaal zijn en moordenaars na vijftien jaar weer vrij rondlopen. Wat dat betreft is onze reputatie in het buitenland van een bijzondere soort. [3]
- van gebieden, steden e.d. dat er weinig of geen personen naartoe reizen
Synoniemen
- [2] onbetreden, onontdekt, onbekend
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onbereisd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onbereisd" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Sebastiaan Kort 22 september 2011 Jack: de man die overal werk vond
- ↑ NRC Floris-Jan van Luyn 22 augustus 2011 Onbegrip
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be