onbeladen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·la·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeladen onbeladener onbeladenst
verbogen onbeladenste
partitief onbeladens onbeladeners -

Bijvoeglijk naamwoord

onbeladen [1]

  1. zonder last of lading
    • Vrachtwagenchauffeurs die ondanks alle waarschuwingen tóch onbeladen met hun truck de weg opgaan, solliciteren ernaar om met hun wagen van de weg te worden geblazen. Ondanks herhaalde waarschuwingen zijn er nog honderden rijders die toch het risico nemen.[2] 
    • Op zaterdag 25 april wordt de eerste nieuwe authentieke zomp gedoopt, 12 meter lang, 2,70 meter breed en met een onbeladen diepgang van 25 centimeter. De boot biedt ruimte aan maximaal 25 passagiers.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf GIJSBERT TERMAAT 18 jan. 2018
  3. de Telegraaf 25 apr. 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be