onbekleed

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  onbekleed    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• on·be·kleed

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van bekleden met het voorvoegsel on-

	stellend
onverbogen	onbekleed
verbogen	onbeklede
partitief	onbekleeds

Bijvoeglijk naamwoord

onbekleed

1. niet bedekt

   • Naast de hogedrukpan is ook de wok een wonderpan. In alle gehaaste huishoudens zou een wok aanwezig moeten zijn in deze tijden van bijtgaar en snelklaar voedsel. Liefst dat sobere bolronde model van onbekleed dun plaatstaal met een lange houten handgreep en een iets afgeplatte bodem zodat de wok zonder hulpstuk op het vuur (gas) kan blijven staan.  
   • Opnieuw: het tegengestelde kan ook waar zijn. Het onbeklede mechanisme van een stoommachine, met vliegwiel, krukas, excentriek, stangen, de stoomschuif en de regulateur (mooi voorbeeld van feedback) is in al zijn verschijningsvormen telkens weer adembenemende bewegingskunst, hoewel niet zo bedoeld, en de arbeiders in de vorige eeuw hebben dit geheel ook niet als zodanig opgevat.  

2. van eem ambt dat er niemand is die dit ambt vervult

Synoniemen

• [1] bloot, naakt, kaal
• [2] onvervuld, openstaand, vacant

Antoniemen

• [1] gekleed, bedekt
• [2] vervuld

Vertalingen

    1.   

Engels: unsheathed (en), uncovered (en), naked (en)

Gangbaarheid

• Het woord onbekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbekleed" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.