onaneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ona·neert

Werkwoord

vervoeging van
onaneren

onaneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onaneren
    • Jij onaneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onaneren
    • Hij onaneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van onaneren
    • Onaneert!