onaneerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ona·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onaneren |
onaneerde
- enkelvoud verleden tijd van onaneren
- Ik onaneerde.
- Jij onaneerde.
- Hij, zij, het onaneerde.
- Ik onaneerde.
vervoeging van |
---|
onaneren |
onaneerde