onafwendbaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·af·wend·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onafwendbaar onafwendbaarder onafwendbaarst
verbogen onafwendbare onafwendbaardere onafwendbaarste
partitief onafwendbaars onafwendbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onafwendbaar

  1. niet mogelijk om te kunnen veranderen
    • Ayoub wint nog een laatste duel op de helft van Ajax, maar de nederlaag is onafwendbaar. [1] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Maarten Scholten 2 oktober 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be