Naar inhoud springen

omzichtig

Uit WikiWoordenboek
  • om·zich·tig
  • In de betekenis van ‘behoedzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1630 [1]
  • Samenstellende afleiding van om en zicht met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen omzichtigomzichtigeromzichtigst
verbogen omzichtigeomzichtigereomzichtigste
partitief omzichtigsomzichtigers-

omzichtig

  1. met grote zorgvuldigheid, nauwkeurig omziend om fouten te vermijden
    • Het afwegen van kleine hoeveelheden stof vergt een omzichtige benadering. 

omzichtig

  1. op omzichtige wijze
    • Hij zette omzichtig het gerepareerde toestel weer in elkaar. 
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]