omzetter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·zet·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omzetter omzetters
verkleinwoord omzettertje omzettertjes

Zelfstandig naamwoord

de omzetterm [1]

  1. (natuurkunde) apparaat (eenheid) die een omzetting (conversie) veroorzaakt van de ene fysische grootheid in de andere
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen