omzet

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

• Geluid:  ómzet    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈɔmzɛt / (2 lettergrepen)
• Geluid:  omzét    (hulp, bestand)
  • IPA: / ɔmˈzɛt / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• om·zet

Woordherkomst en -opbouw

• ww, zn ómzet:  ómzetten ww  zonder de uitgang -en

• ww omzét: vervoeging van omzetten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	omzet	omzetten
verkleinwoord	omzetje	omzetjes

Zelfstandig naamwoord

ómzet m

1. (economie) som van alle bruto-opbrengsten (exclusief btw) uit verkoop over een bepaalde periode

   • Bij veel beursgenoteerde bedrijven blijkt de bonus van bestuurders gebaseerd op maatstaven als omzet en winst. Het zijn factoren die gemakkelijk te masseren zijn, weinig zeggen over de prestaties van bestuurders en verkeerd gedrag kunnen uitlokken 

   ▸ De tabaksverkoop maakt een flink deel uit van de omzet van pompshops

Verwante begrippen

• afname, aftrek, afzet

Hyponiemen

   

aandelenomzet advertentieomzet bedrijfsomzet beursomzet bieromzet bruto-omzet cd-omzet concernomzet consumentenomzet dagomzet detailhandelsomzet geldomzet groepsomzet groothandelsomzet halfjaaromzet handelsomzet houtomzet jaaromzet kantineomzet kerstomzet kledingomzet kwartaalomzet miljardenomzet miljoenenomzet netto-omzet obligatieomzet premieomzet productieomzet reclameomzet recordomzet totaalomzet weekomzet wereldomzet winkelomzet

Afgeleide begrippen

   

omzetalarm omzetbedrag omzetbelasting omzetbijdrage omzetcijfer omzetdaling omzetderving omzetdoelstelling omzetduur omzetgrens omzetgroei omzethuur omzethuurcontract omzetijzer omzetniveau omzetontwikkeling omzetplus omzetpremie omzetprognose omzetprovisie omzetrecord omzetschade omzetsnelheid omzetstijging omzettoename omzetvergroting omzetverhoging omzetverlies omzetvermindering omzetverwachting omzetvolume omzetwaarschuwing

Vertalingen

    1.   

Engels: sale (en), turnover (en)

Spaans: movimiento de caja (es) m

Werkwoord

vervoeging van
omzetten

ómzet

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzetten
   

   • ... dat ik omzet. 

2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzetten
   

   • ... dat jij omzet. 

3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzetten
   

   • ... dat hij omzet. 

Afgeleide begrippen

• omzetbaar, omzetduur, omzetpremie, omzetprovisie, omzetsnelheid, omzetster, omzetter, omzetting, omzetijzer

Verwante begrippen

• zet om
• omgezet

Werkwoord

vervoeging van
omzetten

omzét

1. enkelvoud tegenwoordige tijd van omzetten
2. gebiedende wijs van omzetten

vervoeging van:	omzetten…
verbogen vorm:	omzette

omzét

1. voltooid deelwoord van omzetten
2. vormt de voltooide tijden

   • Haar mantel werd met kostbaar bont omzet. 

3. attributief gebruikt

   • Hij droeg een met diamanten omzette kroon. 

Afgeleide begrippen

• omzetsel

Gangbaarheid

• Het woord omzet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omzet" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.