omvang
Uiterlijk
- om·vang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omvang | omvangen |
verkleinwoord | - | - |
de omvang m
- omtrek, dikte
- grootte
- ▸ Van levensbelang: "De omvang en reikwijdte van de hittestress is schokkend", zegt zeebioloog Melanie McEnfield tegen persbureau Reuters. "Sommige riffen hadden er tot dusver geen last van en wij dachten dat ze veerkrachtig waren, dat ze het gedeeltelijk afsterven te boven zouden komen."[1]
- uitgestrektheid
- (muziek) de tonen die een stem of instrument kan voortbrengen, toonomvang
1. omtrek
2. grootte
vervoeging van |
---|
omvangen |
omvang
- Het woord omvang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omvang" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron “Meer dan 80 procent van koraalriffen lijdt onder hittestress, mogelijk onherstelbaar” (23 april 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %