omtrokken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·trok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van omtrekken: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling e-o (IPAː /ɛ/ - /ɔ/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omtrekken |
omtrokken
- meervoud verleden tijd van omtrekken
- Wij omtrokken.
- Jullie omtrokken.
- Zij omtrokken.
- Wij omtrokken.
- voltooid deelwoord van omtrekken
vervoeging van |
---|
omtrekken |
omtrokken