omringende
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: omringende (hulp, bestand)
- IPA: /ɔmˈrɪŋəndə/
Woordafbreking
- om·rin·gen·de
Woordherkomst en -opbouw
- omringend met de uitgang -e
Bijvoeglijk naamwoord
omringende
- verbogen vorm van de stellende trap van omringend
Werkwoord
vervoeging van: | omringen |
omringende
- verbogen vorm van omringend, het onvoltooid deelwoord van omringen