omnibus
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·ni·bus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘openbaar vervoermiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- Van Latijns omnibus, zie omni- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omnibus | omnibussen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (letterkunde) verzameling verhalen, romans in één band
- (geschiedenis) vroeger voor openbaar vervoer gebruikt rijtuig getrokken door paarden
- (spoorwegen) stoptrein
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord omnibus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "omnibus" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "omnibus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ omnibus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Tsjechisch
Zelfstandig naamwoord
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Letterkunde in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Spoorwegen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Tsjechisch
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Verkeer in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch