omleiden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·lei·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omleiden
leidde om
omgeleid
zwak -d volledig

Werkwoord

omleiden

  1. overgankelijk het uitzetten van een alternatief pad rondom een ontoegankelijk deel van de weg
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be