omleidde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·leid·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omleiden |
omleidde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omleiden
- ... dat ik omleidde.
- ... dat jij omleidde.
- ... dat hij, zij, het omleidde.
- ... dat ik omleidde.