omlagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·la·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omliggen |
omlagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omliggen
- ...dat wij omlagen.
- ...dat jullie omlagen.
- ...dat zij omlagen.
- ...dat wij omlagen.
vervoeging van |
---|
omliggen |
omlagen