omkruip

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·kruip

Werkwoord

vervoeging van
omkruipen

omkruip

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkruipen
    • ... dat ik omkruip. 
vervoeging van
omkruipen

omkruip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkruipen
    • Ik omkruip. 
  2. gebiedende wijs van omkruipen
    • Omkruip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkruipen
    • Omkruip je?