Naar inhoud springen

omkringen

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • om·krin·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omkringen
omkringde
omkringd
zwak -d volledig [A]

[A] omkríngen

  1. overgankelijk een cirkel trekken rond een symbool op papier.
    • Heb je de juiste antwoorden omkringd? 

[B] de ómkringenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omkring