omkaadt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·kaadt

Werkwoord

vervoeging van
omkaden

omkaadt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkaden
    • Jij omkaadt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkaden
    • Hij omkaadt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omkaden
    • Omkaadt! 

Gangbaarheid