omhooggooien/vervoeging
Uiterlijk
| vervoeging van de bedrijvende vorm van omhooggooien | |||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | omhooggooien | omhoog te gooien | ||||||||
| toekomend | zullen omhooggooien omhoog zullen gooien |
te zullen omhooggooien omhoog te zullen gooien | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | hebben omhooggegooid | te hebben omhooggegooid | ||||||||
| toekomend | omhooggegooid zullen hebben | omhooggegooid te zullen hebben | |||||||||
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
| omhooggooiend | omhooggegooid | ev. gooi omhoog | mv. verouderd gooit omhoog | gooie omhoog (bijzin) omhooggooie | |||||||
| aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
| tegenwoordig (o.t.t.) | gooi omhoog | gooit omhoog | gooit omhoog | gooit omhoog | gooit omhoog | gooien omhoog | gooien omhoog | gooien omhoog | |||
| verleden (o.v.t.) | gooide omhoog | gooide omhoog | gooide omhoog | gooide omhoog | gooide omhoog | gooiden omhoog | gooiden omhoog | gooiden omhoog | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal omhooggooien | zult/zal omhooggooien | zult/zal omhooggooien | zult omhooggooien | zal omhooggooien | zullen omhooggooien | zullen omhooggooien | zullen omhooggooien | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhooggooien | zou omhooggooien | zou(dt) omhooggooien | zoudt omhooggooien | zou omhooggooien | zouden omhooggooien | zouden omhooggooien | zouden omhooggooien | |||
| bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
| tegenwoordig (o.t.t.) | omhooggooi | omhooggooit | omhooggooit | omhooggooit | omhooggooit | omhooggooien | omhooggooien | omhooggooien | |||
| verleden (o.v.t.) | omhooggooide | omhooggooide | omhooggooide | omhooggooide | omhooggooide | omhooggooiden | omhooggooiden | omhooggooiden | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal omhooggooien omhoog zal gooien |
zult/zal omhooggooien omhoog zult/zal gooien | zult/zal omhooggooien omhoog zult/zal gooien | zult omhooggooien omhoog zult gooien | zal omhooggooien omhoog zal gooien | zullen omhooggooien omhoog zullen gooien | zullen omhooggooien omhoog zullen gooien | zullen omhooggooien omhoog zullen gooien | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhooggooien omhoog zou gooien |
zou omhooggooien omhoog zou gooien | zou(dt) omhooggooien omhoog zou(dt) gooien | zoudt omhooggooien omhoog zoudt gooien | zou omhooggooien omhoog zou gooien | zouden omhooggooien omhoog zouden gooien | zouden omhooggooien omhoog zouden gooien | zouden omhooggooien omhoog zouden gooien | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb omhooggegooid | hebt omhooggegooid | hebt/heeft omhooggegooid | hebt omhooggegooid | heeft omhooggegooid | hebben omhooggegooid | hebben omhooggegooid | hebben omhooggegooid | |||
| verleden (v.v.t.) | had omhooggegooid | had omhooggegooid | had omhooggegooid | hadt omhooggegooid | had omhooggegooid | hadden omhooggegooid | hadden omhooggegooid | hadden omhooggegooid | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal omhooggegooid hebben | zal/zult omhooggegooid hebben | zult/zal omhooggegooid hebben | zult omhooggegooid hebben | zal omhooggegooid hebben | zullen omhooggegooid hebben | zullen omhooggegooid hebben | zullen omhooggegooid hebben | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omhooggegooid hebben | zou omhooggegooid hebben | zou/zoudt omhooggegooid hebben | zoudt omhooggegooid hebben | zou omhooggegooid hebben | zouden omhooggegooid hebben | zouden omhooggegooid hebben | zouden omhooggegooid hebben | |||
| onpersoonlijke lijdende vorm omhooggegooid worden | |||||||||||
| onvoltooid | voltooid | ||||||||||
| tegenwoordig | er wordt omhooggegooid | er is omhooggegooid | |||||||||
| verleden | er werd omhooggegooid | er was omhooggegooid | |||||||||
| toekomend | er zal omhooggegooid worden | er zal omhooggegooid zijn | |||||||||
| voorwaardelijk | er zou omhooggegooid worden | er zou omhooggegooid zijn | |||||||||
| lijdende vorm omhooggegooid worden | |||||||||||
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | omhooggegooid worden | omhooggegooid te worden | ||||||||
| toekomend | omhooggegooid zullen worden | omhooggegooid te zullen worden | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | omhooggegooid zijn | omhooggegooid te zijn | ||||||||
| toekomend | omhooggegooid zullen zijn | omhooggegooid te zullen zijn | |||||||||
| enkelvoud | meervoud | ||||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (o.t.t.) | word omhooggegooid | wordt omhooggegooid | wordt omhooggegooid | wordt omhooggegooid | wordt omhooggegooid | worden omhooggegooid | worden omhooggegooid | worden omhooggegooid | |||
| verleden (o.v.t.) | werd omhooggegooid | werd omhooggegooid | werd omhooggegooid | werdt omhooggegooid | werd omhooggegooid | werden omhooggegooid | werden omhooggegooid | werden omhooggegooid | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal omhooggegooid worden | zult omhooggegooid worden | zult omhooggegooid worden | zult omhooggegooid worden | zal omhooggegooid worden | zullen omhooggegooid worden | zullen omhooggegooid worden | zullen omhooggegooid worden | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhooggegooid worden | zou omhooggegooid worden | zou/zoudt omhooggegooid worden | zoudt omhooggegooid worden | zou omhooggegooid worden | zouden omhooggegooid worden | zouden omhooggegooid worden | zouden omhooggegooid worden | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | ben omhooggegooid | bent omhooggegooid | bent/is omhooggegooid | zijt omhooggegooid | is omhooggegooid | zijn omhooggegooid | zijn omhooggegooid | zijn omhooggegooid | |||
| verleden (v.v.t.) | was omhooggegooid | was omhooggegooid | was omhooggegooid | waart omhooggegooid | was omhooggegooid | waren omhooggegooid | waren omhooggegooid | waren omhooggegooid | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal omhooggegooid zijn | zult omhooggegooid zijn | zult omhooggegooid zijn | zult omhooggegooid zijn | zal omhooggegooid zijn | zullen omhooggegooid zijn | zullen omhooggegooid zijn | zullen omhooggegooid zijn | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omhooggegooid zijn | zou omhooggegooid zijn | zou/zoudt omhooggegooid zijn | zoudt omhooggegooid zijn | zou omhooggegooid zijn | zouden omhooggegooid zijn | zouden omhooggegooid zijn | zouden omhooggegooid zijn | |||