omgekeerd
Uiterlijk
- om·ge·keerd
vervoeging van: | omkeren… |
verbogen vorm: | omgekeerde |
omgekeerd
- voltooid deelwoord van omkeren
- vormt de voltooide tijden
- Ik heb me omgekeerd en ben naar huis gelopen.
- vormt de lijdende vorm
- Bij de volgende wedstrijd wordt de looprichting omgekeerd.
- attributief gebruikt
- Ik heb de stappen in omgekeerde volgorde uitgevoerd.
- Het lijkt de omgekeerde wereld.
- bijwoordelijk gebruikt
- Hij heeft hem niets aangedaan, maar omgekeerd is dat wel het geval.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | omgekeerd | omgekeerder | omgekeerdst |
verbogen | omgekeerde | omgekeerdere | omgekeerdste |
partitief | omgekeerds | omgekeerders | - |
- in een halve slag (180°) gedraaide positie: met de onderkant naar boven of met de achterkant naar voren
- in tegengestelde richting
- [2] averechts, invers, tegengesteld
- [1] achterstevoren, andersom
- Omgekeerd ( of veranderd) als een blad
- Als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd
- Het blaadje is (om)gekeerd ( of omgeslagen)
- Het woord omgekeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omgekeerd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be