omgaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·gaf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omgeven |
omgaf
- enkelvoud verleden tijd van omgeven
- Ik omgaf.
- Jij omgaf.
- Hij, zij, het omgaf.
- Ik omgaf.
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omgeven |
omgaf
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omgeven
- ... dat ik omgaf.
- ... dat jij omgaf.
- ... dat hij, zij, het omgaf.
- ... dat ik omgaf.