omdraaide
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·draai·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omdraaien |
omdraaide
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omdraaien
- ... dat ik omdraaide.
- ... dat jij omdraaide.
- ... dat hij, zij, het omdraaide.
- ... dat ik omdraaide.