offerte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • of·fer·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbieding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord offerte offertes
offerten
verkleinwoord offertetje offertetjes

Zelfstandig naamwoord

offerte v/m

  1. een aanbieding van goederen of diensten tegen een vaste prijs
    • Er werd een offerte opgemaakt in dat kantoortje. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen