oecumenisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oe·cu·me·nisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oecumenisch oecumenischer
verbogen oecumenische oecumenischere
partitief oecumenisch oecumenischers -

Bijvoeglijk naamwoord

oecumenisch

  1. (religie) tussen kerken, van meerdere kerkgenootschappen
    • Bij het oecumenisch overleg konden de protestante en katholieke afgevaardigden het niet helemaal eens worden. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be