obses

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Woordafbreking
  • ob·ses
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

obsĕs m en v

  1. een gijzelaar[1]
  2. (figuurlijk) de borg, de zekerheid
    «ejus rei obsidem fore»[2]
    «habemus sententiam tamquam obsidem»[1]
Verbuiging


Verwijzingen