obligatorisch
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- obli·ga·to·risch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van obligatoir met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | obligatorisch | obligatorischer | |
verbogen | obligatorische | obligatorischere | |
partitief | obligatorisch | obligatorischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
obligatorisch
- obligatoir, verplicht
Gangbaarheid
- Het woord obligatorisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.