nuntius
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nun·ti·us
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pauselijk ambassadeur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1602 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nuntius | nuntiussen nuntii |
verkleinwoord | nuntiusje | nuntiusjes |
Zelfstandig naamwoord
nuntius m
- (religie) de pauselijke vertegenwoordiger
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord nuntius staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nuntius" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Latijn
Bijvoeglijk naamwoord
nūntius m
Zelfstandig naamwoord
nūntius m
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | nūntius | nūntiī |
genitief | nūntiī | nūntiōrum |
datief | nūntiō | nūntiīs |
accusatief | nūntium | nūntiōs |
vocatief | nūntie | nūntiī |
ablatief | nūntiō | nūntiīs |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 45 %
- Prevalentie Vlaanderen 64 %
- Woorden in het Latijn
- Bijvoeglijk naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 2de verbuiging in het Latijn