nummerplaat

Uit WikiWoordenboek
1. Een kenteken: nummerplaat met kentekennummer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • num·mer·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nummerplaat nummerplaten
verkleinwoord nummerplaatje nummerplaatjes

Zelfstandig naamwoord

nummerplaat v/m

  1. (verkeer) metalen of kunststoffen plaat aangbracht op een voertuig met het kenteken ervan
    • Die nummerplaat is onleesbaar geworden en zal vervangen moeten worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be