numismaticus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nu·mis·ma·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord numismaticus numismatici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de numismaticusm

  1. (numismatiek) expert op het gebied van munt- en penningkunde
    • Volgens de senior numismaticus van de dienst, dr. Danny Syon, gaat het om een zeer bijzondere vondst. Een dergelijke munt is tot nu toe slechts een keer eerder gevonden. Het andere exemplaar bevindt zich in het Britse Museum.[1] 
    • Dan sneed ik met de fiets de Moeren door, in de achttiende eeuw drooggelegd door Coberger, een homo universalis die ook numismaticus, schilder, architect en bouwkundige was.[2] 
  2. muntenverzamelaar
    • Wat deze mr Rueb voor verzameling had aangelegd en de wetenschappelijke hartstocht waarmee hij die bestudeerde en uitbreidde, dat kun je geen "hobby" meer noemen. Dit was niet minder dan een levenswerk, waarvoor hij dan ook - zo begreep ik pas veel later - nationaal en internationaal als numismaticus in hoog aanzien stond.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 15 maart 2016 In Galilea zeldzame munt gevonden (video)
  2. de Standaard 4 april 2003 Frank Maes (Smak) over gelijkenissen tussen wielersport en kunst
  3. de Standaard 27 september 2001 Dingenliefde (3).