nulpunt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nul·punt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nulpunt nulpunten
verkleinwoord nulpuntje nulpuntjes

Zelfstandig naamwoord

het nulpunto

  1. (natuurkunde) referentiepunt van waar wordt gemeten
  2. (wiskunde) punt waarin de functiewaarde nul is
  3. (figuurlijk) punt van laagst mogelijke waardering
    • de populariteit van deze politicus heeft nu wel het nulpunt bereikt 
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen