nubuck

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nu·buck
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord nubuck
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het nubucko

  1. zacht rundleer dat lijkt op suède maar wat steviger is
     Materialen als tuigleer en nubuck worden verwerkt in hoeden en zitmeubels, zachte wollen capes en plaids met folkorepatronen en handgemaakte houten schalen.[1]
Vertalingen
stellend
onverbogen nubuck
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

  1. gemaakt nubuck
     Nubuck of suède schoenen met vlekken reddeloos verloren? Niet noodzakelijk. Houd de schoen boven de stoom van de waterkoker; dan gaan de haartjes van het suède openstaan en kun je de vlek met een speciale suèdeborstel of zachte tandenborstel voorzichtig wegpoetsen.[2]

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Stoere folklore prints” (05 dec. 2016), De Telegraaf
  2. Bronlink Weblink bron “Schoenen schoonmaken: zo doe je dat” (14 sep. 2013), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be