noveen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·veen
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noveen | novenen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) een reeks van negen dagen waarop men op een bijzondere wijze tot God of Maria bidt
- ▸ Ook het katholicisme van Finkers kwam aan bod. „Toen Herman als kind ziek was, kochten zijn ouders een relikwie van Antonius van Padua. Als ik ziek was, gingen mijn ouders met mij naar de dokter. Die van Herman hielden ook nog eens een noveen voor Maria. Je kind ligt te creperen en jij houdt een noveen: vind je het dan gek van die hervorming?”[1]
- ▸ 'Hij heeft een noveen gebeden, drieduizend wees-gegroetjes, drie cent in de collectebus gestopt... en dan zegt U keihard nee!'[2]
- ▸ De vrouw bad een noveen, een reeks van negen dagen waarop men op een bijzondere manier bidt om een gunst te verkrijgen, en stak een noveenkaars aan. Op de negende dag was het been weer gezond. Het meisje loopt en springt weer!”[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord noveen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "noveen" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Freek de Jonge: 'Jezelf wegcijferen: dat is typisch Twents'” (08-06-2016), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Leers” (27 oktober 2011), Het Parool
- ↑ Weblink bron Eunice van Stuijvenberg“Mistbank van Mariacultus hangt boven Tongeren” (12-07-2002), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be