notenleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·ten·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | notenleer | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (muziek) les in toonladders en notenschrift
- Ook nieuw: wie een muziekinstrument wil leren spelen, hoeft niet langer een eerste jaar notenleer te volgen. [1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord notenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "notenleer" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Geen jaar notenleer meer aan muziekschool (10 maart 2011) op website VRT: deredactie.be; geraadpleegd 2017-06-12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %