notarieel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·ta·ri·eel
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | notarieel | notariëler | notarieelst |
verbogen | notariële | notariëlere | notarieelste |
partitief | notarieels | notariëlers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
notarieel [2]
- betrekking hebbend op een notaris
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord notarieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "notarieel" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ notarieel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be