noordkant
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- noord·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van noord en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noordkant | noordkanten |
verkleinwoord | noordkantje | noordkantjes |
Zelfstandig naamwoord
noordkant m
- de kant die in het noorden gelegen is.
- Aan de noordkant van de stad ligt een groot bos.
- ▸ Het Giro-peloton neemt de befaamde berg vanaf de noordkant. Nooit eerder in de wielergeschiedenis eindigde een etappe op de Galibier, nadat de renners de col vanaf de noordzijde hadden beklommen.[1]
- ▸ Het Grand Hotel was al in 1893 klaar, het sanatorium tien jaar later, aan de zuidkant van de spoorweg werden grote villa's gebouwd, de huizen van de arbeiders kwamen aan de noordkant.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord noordkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "noordkant" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron “Giro eert Pantani met Galibier” (20-09-2012), NOS
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be