noodtrap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

brand- of noodtrap
Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·trap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodtrap noodtrappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de noodtrapm

  1. trap die je kunt gebruiken bij brand of in een andere noodsituatie die het gebruik van de lift of normale trappen belemmert; deel van een vluchtroute
    • De werklieden waren een noodtrap aan het plaatsen tegen de zestien meter hoge muur, die vervolgens instortte. Er vielen ook enkele gewonden bij het nieuwbouwpand van Reynaers Aluminium in Duffel, dat iets onder Antwerpen ligt.[2] 
    • Donderdag bleek uit onderzoeken van de brandweer en de gemeente Nijmegen dat een aantal rookwerende deuren in het complex niet deugde. Daardoor kon de giftige rook van de brand zich door het hele gebouw verspreiden. Ook hield een van de twee noodtrappen op de eerste verdieping op. Aangezien het centrale trappenhuis door de brand onbruikbaar was, kon een deel van de 94 bewoners niet naar buiten.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen