noodsprong

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·sprong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodsprong noodsprongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

noodsprong m

  1. een laatste wanhopige actie om uit een benarde situatie te komen
    • ‘Niet de humor van de slapstick, de practical joke en de platte grap. Maar de humor als noodsprong, de strohalm van de antiheld, die in de harde buitenwereld zo toch een methode vindt om zich staande te houden.’ Een paar jaar voor zijn dood bezocht Carmiggelt collega Annie M.G. Schmidt. Ze hadden elkaar jaren niet gezien of gesproken. Na de ietwat onwennige begroeting vroeg ze Carmiggelt hoe het met zijn vrouw Tiny ging. Na enig zwaarmoedig stilzwijgen antwoordde hij: ‘Ze kan niet poepen, dus we hebben weer een onderwerp van gesprek: hoe vaak en hoeveel.’ [1] 
    • Maar volgend seizoen is alleen al 25 miljoen nodig om de club draaiende te houden met alle verplichtingen die er nu zijn. Dat, gecombineerd met de schuldeisers die per direct geld terugeisen maken een faillissement vrijwel onontkoombaar, tenzij de beroepscommissie alsnog besluit FC Twente voor de eredivisie te behouden. Mocht dat niet gebeuren, dan overweegt de club als laatste noodsprong toch nog in beroep te gaan tegen het besluit van de rechter. Ook die stap wordt deze dagen voorbereid door de juristen van FC Twente [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 31 OKTOBER 2013 Willem van Zadelhoff
  2. Tubantia 10-01-2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be