nomadisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het nomadische leven in Iran
Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ma·disch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nomadisch nomadischer
verbogen nomadische nomadischere
partitief nomadisch nomadischers -

Bijvoeglijk naamwoord

nomadisch [1]

  1. niet gebonden aan een vaste plek
    • Met Centaur, dat schitterende beelden van het steppen- en berglandschap bevat, zet Aktan Arym Kubat het pastorale en nomadische verleden van Kirgizië tegenover het moderne heden.[2] 
    • Het moslimmeisje maakte deel uit van een nomadische stam. De politie heeft acht verdachten opgepakt. Onder hen zijn een voormalige regeringsmedewerker en vier politiemensen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen