nomadenvolk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

volk waarvan de mensen niet op een vaste plaats wonen
Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ma·den·volk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nomadenvolk nomadenvolken
nomadenvolkeren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het nomadenvolko

  1. volk waarvan de mensen niet op een vaste plaats wonen; volk met veehouders die met hun vee meereizen
    • In het noorden van Mali leidde een opstand vorig jaar onder Toearegs, een nomadenvolk, tot een chaos, waarna extremistische moslimgroepen een opmars begonnen.[1] 
    • De Sami, of Samen, is eigenlijk een nomadenvolk in Noord-Europa. Ze staan ook wel bekend onder de naam Lappen, maar die naam vinden ze zelf beledigend.[2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen