noedel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- noe·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noedel | noedels |
verkleinwoord | noedeltje | noedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
noedel m
- (voeding) een dun uitgerold en in reepjes gesneden gekookt deegwaar van tarwebloem, eieren en water, meestal als voorgerecht gegeten
- Snijd de eend in dunne plakjes en dresseer de noedel erbij.
- ▸ Ze worden met de hand gerold, gerekt en tegen een plank geslagen voor elasticiteit. Het is daarbij de kunst om de noedel heel te houden en te verwerken in de geurigste gerechten.[2]
- (voeding) deegballetje gemaakt van aardappels
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'noedel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "noedel" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ noedel op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron
Hassnae Bouazza & Nadia Zerouali“Handgemaakte noedels, een klein ambachtelijk wonder” (30 maart 2020) op nrc.nl - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %