ontpoldering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·pol·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontpoldering ontpolderingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ontpolderingv

  1. de handeling van het ontpolderen
    • Onder aanvoering van Koppejan keerde een meerderheid van de Tweede Kamer zich lange tijd tegen ontpoldering van de Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen.[1] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen