nimrod
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nim·rod
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem dat verwijst naar de Bijbelse figuur die volgens Genesis 10:9 een groot jager was, in de betekenis van ‘jachtliefhebber’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1639 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nimrod | nimrods |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
nimrod m
- iemand die graag, vaak of met veel succes jaagt
- ▸ Misschien, dat hij zich juist daarom zo aan haar vastklemt, zo gretig haar uitdaging aanneemt; zij wil gejaagd zijn, goed, hij zal zich een nimrod tonen.[4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nimrod staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nimrod" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ nimrod op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "nimrod" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Venetiaans avontuur.”, 4de druk (1976), Querido, Amsterdam, ISBN 90 214 9401 9, p. 139
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Eponiem in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 44 %
- Prevalentie Vlaanderen 36 %