niksje

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

mensen in hun niksje
Uitspraak
Woordafbreking
  • niks·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord niksje niksjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

niksje o

  1. het blote, naakte lichaam zonder bedekt te zijn met kleren
     En dat betekende dat niet alleen in Londen mensen in hun niksje aan het rondtrappen waren: in verschillende steden over de hele wereld gingen mensen ongekleed een stukje fietsen. Het idee erachter? Deelnemers willen de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam in het verkeer zichtbaar maken.[1]
     Hij wist een dorpje met slechts tweehonderd inwoners, waar geen Nederlanders zouden komen. Nu was er wel een nudistenstrand, eigenlijk niks voor mij, maar ik had geen keuze. Dus in mijn blote niksje ging ik een kop koffie bij de strandtent halen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Stoet naakte fietsers verovert Londen” (11 jun. 2017), De Telegraaf
  2. Bronlink Weblink bron
    YVONNE HOEBE
    “Simone: ’Ik voel de liefde van zijn vrienden’” (13 feb. 2018), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be