niet-noodzakelijks
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: niet-noodzakelijks (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnitnotˌsakələks / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- niet-nood·za·ke·lijks
Woordherkomst en -opbouw
- niet-noodzakelijk met de uitgang -s
Bijvoeglijk naamwoord
niet-noodzakelijks
- partitief van de stellende trap van niet-noodzakelijk
- ▸ ⧖ Het woord “zonde” is ontleend aan de geloovige beschouwing van het leven en wekt in ons gedachten op aan iets niet-noodzakelijks, iets, dat niet mag bestaan, een verloochenen van 's menschen bestemming, iets, dat louter onheil brouwt en ons, niet schijnbaar, maar in der daad, ten verderve brengt’[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'niet-noodzakelijks' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron L.H. SlotemakerGodgeleerdheid en onderwijs. : Een lastig vraagstuk. in: De Tijdspiegel., jrg. 29 deel 1 nr. 1 (januari 1872), D.A. Thieme, Arnhem, p. 10