niet-noodzakelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • niet-nood·za·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen niet-noodzakelijk
verbogen niet-noodzakelijke
partitief niet-noodzakelijks

Bijvoeglijk naamwoord

niet-noodzakelijk

  1. zonder dwingende reden, zonder dwingende reden gebruikt
     Alle scholen, cafés, restaurants en niet-noodzakelijke winkels zijn gesloten.[1]
      Principieel wijst de Dierenbescherming paardesport af als een niet-noodzakelijk gebruik van dieren voor menselijke doeleinden.[2]
Opmerkingen
  • Deze vorm kan worden gebruikt om aan te geven dat het ontbreken van de noodzaak als een zelfstandig kenmerk wordt gezien; gewoonlijk is de juiste schrijfwijze met een spatie (en hoort het dus niet noodzakelijk koppelteken achterwege te blijven).

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 mei 2020 Weblink bron
    Kim Bos & Floor Rusman
    “Al die ruimte om zelf te beslissen leidt maar tot verwarring” (13 maart 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 mei 2020 Weblink bron
    Dierenbescherming geciteerd door Claartje van Andel
    “'Iedere ruiter heeft weleens een paard geslagen'” (20 juli 1990) op nrc.nl op Wikipedia