niet-gelovig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- niet-ge·lo·vig
Woordherkomst en -opbouw
- (samenkoppeling) van niet en gelovig
stellend | |
---|---|
onverbogen | niet-gelovig |
verbogen | niet-gelovige |
partitief | niet-gelovigs |
Bijvoeglijk naamwoord
niet-gelovig
- geen geloof hebbend
Gangbaarheid
- Het woord niet-gelovig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.