nierkwaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nier·kwaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nierkwaal nierkwalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nierkwaal v/m [1]

  1. ziekte van de nieren
    • Mussert werd in 1914 voor een nierkwaal verpleegd door zijn 18 jaar oudere tante Witlam. De twee werden verliefd en trouwden, ondanks hevig verzet van de familie.[2] 
    • In een oude taveerne gaan zitten kan ook nog, en dan vragen om wittebrood en een groot glas Bourgogne (dat hielp tegen zijn nierkwaal, las ik in de monografie Wittebrood in Rode Wijn van Diana Dubois over 'leven en eten van Desiderius Erasmus'), maar dan krijgt mijn pelgrimage al de trekken van een type luchtigheid dat de harde werker zou hebben afgekeurd.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant 20 maart 2012
  3. Volkskrant 15 januari 2011
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be